Detentie
Een groen tapijt golvend tot voorbij de horizon in het westen. Meer naar het noorden tekenen de contouren van de bosrand zich af. Kromme scheve palen markeren een weiland. Daarachter meandert een smalle heldere beek. Een koele bries verdrijft de lucht van koeienstront. Ik loop het smalle zandpad op richting de melkfabriek. Koeien lopen achter elkaar aan de melkrobot in. Gemolken, gegeten en gewassen komen ze er aan de andere kant weer uit. Er is geen mens te bekennen. Zelfs de kaasmakerij is onbemand. Liter pakken melk, boter, yoghurt, vliegen met het buizenpost systeem van de koe rechtstreeks naar de ontbijttafel. Op mijn display zie ik waar ik ben. Sectie 245 blok G. “P.D.A. Loods mij naar huis.” Op het display zie ik dat P.D.A. het begrepen heeft. De groene pijl wijst me met een nauwkeurigheid van 15,3 cm waar ik naar toe wil. “Is er geen andere optie dan lopen?” Vraag ik P.D.A. in de verte zie ik de blauwe zwaailichten al tegen de onderkant van het viaduct weerkaatsen. Ik weet dat het geen zin heeft me nog langer te verzetten. Ik had natuurlijk nooit mijn P.D.A. moeten gebruiken. Het lijkt me het beste als ik me overgeef. Ze zullen nooit stoppen met op me te jagen. Twee gewapende security agenten komen mijn kant op lopen. Een kleine kale vijftiger en een lange slungelige jonge gast van een jaar of twintig. Er is geen ontkomen aan mijn arrestatie. Ik steek mijn linkerarm uit zo dat een van de twee mijn P.D.A kan scannen. Hij knikt even naar zijn collega. Die doet mij de collar om. “Hij staat op 1,5 meter. Je weet wat dat betekent? U bent aangehouden op verdenking van overtreding van art. 3246. Zonder verder antwoord af te wachten loopt hij met zijn collega richting de auto met de blauwe zwaailichten. Langzaam knelt de collarmijn keel dicht. Ik haast me om de securitymannen bij te houden. Ik krijg weer lucht. De twee praten met elkaar zonder zich verder om mij te bekommeren. Ze stappen voor in de auto. Als ik om de auto heen loop om aan de andere kant ook in te kunnen stappen voel ik de collar alweer. Een van de twee houdt zijn display voor het contact om de auto instructies te geven richting detentiecentrum sectie 845 te vertrekken. Geleidelijk komt de auto in beweging. En begint de rit naar wat mijn ergste nachtmerrie niet durft te vermoeden. Het detentiecentrum lijkt in eerste opzicht op een luxe wijk met kleine woningen. Er is een supermarkt en een werkplaats. De gedetineerden dragen allemaal een collar. Sommigen met een geringe beperking. Anderen dragen een collar die wat meer ruimte en vrijheid biedt. De auto stopt voor een huisje met het nr. 18. De agenten stappen uit en lopen naar de voordeur. Ik volg ze op de voet. Een van de agenten programmeert de collar aan het huis. “Er ligt eten in de koelkast. Als je de collar probeert los te krijgen of te beschadigen zal hij geleidelijk aan je keeltje dicht knijpen. Evenals wanneer je verder dan twee meter rond om het huis gaat. Tot ziens.” Daar sta ik dan. Ik kijk wat in het rond. Voor het huisje met nr 16 zit een oude man met een electroslotpak aan. Hij knikt. Zegt verder niets. Bij nr. 14 zit ook iemand voor het huisje. Zo te zien in diepe slaap. Ik ga naar binnen. Binnen is het warm. De ramen kunnen open. Dus dat is het eerste wat ik doe. In de kleine kamer staan een bed een tafel en een stoel. In de kleine open keuken is een aanrecht en een kookplaat. In de koelkast vind ik een stuk worst en een halfje brood. Als ik de worst bijna op heb klinkt er uit een speaker in het plafond “Doe rustig aan dit is voorlopig je rantsoen tot morgenmiddag.” boven de tafel licht een scherm op. Het laat een dame in uniform zien, die vertelt waar ik me aan dient te houden tot mijn voorgeleiding. Tussen 12:00 en 16:00 uur zal de collarmij toestaan naar de winkel te lopen om te kopen wat ik nodig heb. Ik besluit Brenda te bellen. Wellicht kan zij mij morgen wat spullen brengen die ik nodig heb als een scheermes een tandenborstel en dergelijke. Het display laat zien dat mijn communicatiemogelijkheden door de overheid tot nader order zijn ingeperkt. De schemering begint al in te vallen maar het zal nog lang warm blijven. Brenda zal zich zo langzaamaan wel zorgen gaan maken. Ik weet niet of zij op haar display kan zien waar ik mij bevind. Anders duurt het misschien nog dagen voor ze mij gevonden heeft. En het is maar de vraag of ze mij een dezer dagen nog overplaatsen. Tot diep in de nacht lig ik naar het plafond te staren. Voor ik eindelijk in slaap kan vallen. De volgende dag begint weer warm. Mijn oude buurman staat de bloemetjes onder zijn raam water te geven. Als hij mij aan ziet komen lopen komt hij op mij af gelopen. Op ruim een meter van mij af blijft hij staan. Hij steekt zijn hand uit maar ik kan er niet bij. Ik voel de collar knijpen als ik het probeer. Dus we zwaaien maar zo’n beetje. Chris heet hij. Hij zit hier nou vijf jaar vertelt hij. “Maar je hebt geen collar om zie ik.” “Nee dat hoeft niet als je een electroslotpak draagt. Weet je niet hoe het werkt?” “Ik heb ervan gehoord maar weet eigenlijk niet hoe het werkt.” “Het pak past als een soort duikerspak. Van mijn tenen tot mijn vingertoppen en tot aan mijn nek. De weerstand in het pak wordt door de rechter ingesteld. Afhankelijk van de straf. Zo is mijn bewegingsvrijheid beperkt. Als ik verder dan twee meter van mijn huis ga zal het pak mij tegen houden.” Chris praat met lange pauzes tussen de zinnen. Ademen kost hem duidelijk veel moeite. “Ik ben ter dood veroordeeld. Op den duur zal het pak mij belemmeren voldoende adem te halen. Dan zal het vonnis zich voltrekken.” Chris wijst naar de stoel naast zijn voordeur. “Effe zitten.” Het is tijd om naar de winkel te gaan. Met het boodschappenkarretje rijd ik langs de schappen. Automaten eigenlijk meer. Ik toets mijn P.D.A. code in bij de artikelen die ik wil hebben. Het door mij gekozen product rolt er aan de onderkant uit. Behalve bij het bier. De display op de automaat laat zien: ‘u heeft geen toegang tot het door u gekozen product.’ Dan niet. Denk ik. In ieder geval heb ik een tandenborstel, scheerzeep en mesjes. En voor een paar dagen wat te eten. Terug bij mijn tijdelijke woning zie ik hoe Chris naast zijn stoel op de grond ligt. Maar de collar belet mij om bij hem in de buurt te komen. Het enige wat ik voor hem kan doen is de security bellen. Mijn P.D.A. doet het gelukkig. “Wat ist?” roept een verveelde stem. “Mijn buurman van nr.16 voelt zich niet goed.” “Ik weet het. Alle gedetineerden staan onder continu medisch toezicht. Maak je niet druk.” Ik weet dat het geen zin zal hebben te proberen bij hem in de buurt te komen. Chris ligt stil op zijn rug, kreunt af en toe, beweegt met een arm of een been. Ik kan het niet langer aanzien. Het worstelen. Binnen ruim ik de boodschappen op. Na een tijdje ga ik weer eens kijken. Chris zit op de grond naast zijn stoel. Vermoeid kijkt hij voor zich uit. “Gaat het weer Chris?” langzaam draait Chris zijn gezicht mijn kant op. “Gaat... wel.” fluistert hij. “Pak...zit....weer... strakker... Heb... bijna... geen... kracht meer...” Niets kan ik voor hem doen. Ik zit nu drie dagen in voorarrest. De dagen gaan traag. Brenda is nog niet geweest. Waarschijnlijk bang dat ook zij gearresteerd zal worden. Morgen word ik voorgeleid. Gespannen wacht ik af. Kijkend naar het plafond. De uren verstrijken. De nacht duurt onbeschrijflijk lang. Het enige wat ik hoor is de snelweg in de verte. Een hond die blaft. Ergens een paar huizen verder gaat een man door het lint. Hij schreeuwt dat hij het niet vol houdt. Dat hij liever sterft dan in detentie te blijven. Iemand anders schreeuwt terug dat hij moet gaan slapen of doodgaan. Het geruzie van de buren houdt mij nu definitief uit mijn slaap. Ik ga maar wat op het terrasje voor de deur zitten. In diverse huisjes zie ik het licht aan gaan. Tussen de huisjes door zie ik iemand rennen. Achter in de straat zie ik hem vallen. Liggend op de grond zie ik hem naar zijn collar grijpen. Een voor een gaan de lichten weer uit. De man ligt roerloos op straat. De horizon kleurt rood. Geruisloos rijdt een zwarte auto de straat in. Stopt bij de man die daar ligt. Twee securityagenten stappen uit. Leggen de man op een brancard en ritsen de lijkzak dicht. Ik moet toch even geslapen hebben. Binnen. Diezelfde twee als van de arrestatie komen mij wakker maken. Tien minuten krijg ik. Voor een douche. Als ik aangekleed ben staan de twee op “We gaan.” zegt de kale van de twee. “Je hebt 1,5 meter. Je weet wat dat betekent he.” zegt de ander niet onvriendelijk met een blik van ‘ik doe ook mijn werk maar’. We lopen naar de gereedstaande auto. Het instappen blijft lastig met een beperking van 1,5 meter. De rechter houdt kantoor in sectie 3856 blok s. op het display van ‘de slungel’ zie ik dat we er over een half uur zijn. De auto brengt ons tot in het gebouw. De lift brengt ons naar de rechter op de 8e etage. In een klein kantoortje zit een stokoude man in een zwarte toga. Hij scant mijn P.D.A. kijkt op het scherm. Na een paar minuten toetst hij wat gegevens in. Op het scherm verschijnt in niet mis te verstane koeienletters, Schuldig. “En het vonnis luidt,” zegt de rechter terwijl hij uit zijn luie stoel overeind komt en op de entertoets drukt. Hij leest voor wat ik zelf op het scherm kan lezen. “U bent schuldig bevonden aan het overtreden van art. 3246. U bent veroordeeld tot het dragen van een progressief electroslotpak tot aan uw dood de resterende tijd staat daarbij op max. vijf jaar. U kunt verder gaan en staan waar u wil.
Maak jouw eigen website met JouwWeb